Het Bakelandtpad in Langemark-Poelkapelle 8 km
Ludovicus Baekelandt of Lodewijk Baekelandt (Lendelede, 17 januari 1774 –Brugge, 2 november 1803) was de leider van een roversbende die op het einde van de 18e eeuw in West-Vlaanderen actief was.
Baekelandt werd geboren in de Stinkputten te Lendelede, uit een incestueuze verhouding tussen Carolus Baekelandt en diens stiefdochter Anna-Maria De Jaegere. Hij werd op zesjarige leeftijd (een jaar na het overlijden van zijn vader) uitbesteed bij boerengezin Catulle uit de streek. Op jonge leeftijd verliet hij het ouderlijk huis en tijdens zijn zoektocht naar een gemakkelijke manier om geld te verdienen ontmoette hij Mattheus Danneel. Baekelandt trok in bij Danneel en samen smeedden ze plannen om met diefstallen, overvallen en rooftochten in hun levensonderhoud te voorzien.
In 1799, een jaar na de afkondiging van de bloedwet, liet Baekelandt zich als plaatsvervanger inlijven in het Franse leger, omdat hij daar als vrijwilliger geld voor kreeg. Hij had gehoopt dat hij op die manier gemakkelijk wat geld kon verdienen, maar al snel kreeg hij problemen met de militaire orde en tucht. Twee jaar later, in 1801, deserteerde hij in Luxemburg, tijdens een veldtocht van het Franse leger naar Oostenrijk.
Terug in Vlaanderen verstopte hij zich in het Vrijbos van Houthulst, waar nog andere deserteurs zaten. In die tijd strekte het Vrijbos zich uit van Roeselare tot aan Houthulst. Ze leefden diep in het bos, in het minst toegankelijke gedeelte, waar ze een drietal roversbenden vormden. Daar werden hun meeste misdaden voorbereid en werd de buit verborgen. Baekelandt werd de leider van een bende die 33 leden telde, 25 mannen en 8 vrouwen.
Baekelandt en zijn trawanten hadden het vooral op eten, geld, juwelen en kleding gemunt. Op 19 maart 1802 werden Baekelandt en zijn bendeleden gevangengenomen voor 22 misdrijven, waaronder struikroverij en diefstallen met inbraak, maar ook doodslag en moord. De bende werd in afwachting van hun proces gevangengezet in de kelder van het Brugse Vrije op de burg in Brugge.
Op 3 augustus 1803 begon het proces onder massale belangstelling in het gerechtshof van Brugge. Meer dan honderd getuigen legden verklaringen af ten laste van Baekelandt. Toen het proces vier maanden later op 20 augustus 1803 afgelopen was, had de jury 590 vragen beantwoord. Het vonnis was bijzonder streng. 21 mannen en 3 vrouwen kregen de doodstraf door onthoofding op het schavot. De anderen werden veroordeeld tot 16 jaar dwangarbeid (de 'ijzers'), of de schandpaal en 16 jaar tuchthuis.
Op 2 november 1803 werden Baekelandt en zijn ter dood veroordeelde trawanten naar hun executieplaats geleid op de grote markt van Brugge, waar ze in de loop van de morgen -onder grote publieke belangstelling- werden terechtgesteld. De ter dood veroordeelden droegen volgens de kroniek een rood hemd en hun handen waren op de rug gebonden. Bron: wikipedia
Ludovicus Bakelandt
| Einde 8 km |
Reacties